")); ")); } ")); ")); }

zoeken in deze site
links per onderwerp


02|09|13

Opinie: Zonder goede nazorg in de jeugdzorg is goedkoop duurkoop


Pauline van Viegen
Auteur is lid van Provinciale Staten Utrecht voor de PvdA en tevens w erkzaam bij Platform31

De focus van gemeenten, die straks verantwoordelijk worden voor de gehele zorg voor jeugd, ligt te eenzijdig op de toegang tot de hulpverlening. Kinderen moeten snel geholpen worden, wachtlijsten worden terug gedrongen en problemen moeten zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd. Door deze vroegsignalering en de inzet van snelle, effectieve hulp kan voorkomen worden dat kleine hulpvragen uitgroeien tot zwaardere problemen waarbij duurdere zorg ingezet moet worden. De uitstroom uit de jeugdzorg en bijbehorende nazorg wordt in de discussie echter veelal over het hoofd gezien. Toch zullen gemeenten hiermee aan de slag moeten: nazorg is een essentieel onderdeel van een goede en efficiënte jeugdzorg.

In jeugdzorg-instellingen verblijven soms jeugdigen die daar eigenlijk al niet meer thuishoren. Zij zijn klaar om op eigen benen te staan, maar de voorwaarden om weer volwaardig aan de maatschappij deel te nemen ontbreken. Hierdoor worden zij gedwongen toch in zorg te blijven. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat het niet lukt een woning of een baan voor een jongere te vinden. Deze blijft dan deelnemen aan een begeleid wonen traject. Dit belemmert niet alleen de ontwikkeling van deze jongere, maar zorgt er ook voor dat een plek bezet blijft, die ook beschikbaar had kunnen zijn voor iemand die daar nu op moet wachten.

Een ander aspect van ‘nazorg’ heeft betrekking op de terugval van jeugdigen die een vorm van jeugdzorg hebben ontvangen. In de provincie Utrecht worden alleen kinderen die binnen dertig dagen ‘terugvallen’ en opnieuw zorg nodig hebben geregistreerd. Deze kinderen komen (zoveel mogelijk) opnieuw terecht bij dezelfde hulpverlener. Voor alle kinderen die na 30 dagen terugvallen geldt dat zij de hele molen opnieuw ingaan; verhaal vertellen, formeel vaststellen op welke vorm van zorg men recht heeft (indicatie), wachtlijsten etc. Op het aantal kinderen dat na 30 dagen terugvalt heeft de provincie Utrecht geen zicht.

Gemeenten doen er goed aan dit anders te organiseren als zij straks verantwoordelijk zijn voor de zorg voor jeugd. Om te beginnen ligt er een grote kans; gemeenten zijn immers goed in staat invloed uit te oefenen op de randvoorwaarden voor uitstroom uit de jeugdzorg. Denk aan het voorbeeld van de huisvesting hierboven. Op dit moment zijn provincies daarin vaak afhankelijk van gemeenten en dat maakt het proces gecompliceerd. Gemeenten zijn daarentegen in staat de verbinding te leggen tussen diverse beleidsdomeinen om zo sneller oplossingen te bieden.

Daarnaast kunnen gemeenten door een goede nazorg op te zetten (juist ook voor die jongeren die bijna volwassen zijn), voorkomen dat kinderen opnieuw een zwaar traject van indicatiestelling in gaan op het moment dat zij na korte tijd opnieuw hulp nodig hebben. Als zij bijvoorbeeld weten waar ze terecht kunnen als zich weer problemen voordoen, kunnen ze eerder aan de bel trekken. Ook dat is preventie.

En ook hier ligt een kans; wie registreert en op de hoogte is van de terugval van kinderen, heeft immers meer inzicht in de kwaliteit van de ingezette hulp. Welke vormen van zorg, welke aanpak, welke aanbieders en misschien zelfs: welke professionals leveren het meest blijvende resultaat?

Zonder goede nazorg is goedkoop duurkoop; niemand is gebaat bij snelle, voordelige hulp aan kinderen die diezelfde hulp een half jaar later weer nodig hebben.

Bron: Binnenlands Bestuur

Zorginhoudelijke kennis



Provincie Limburg
Sociale kaart              Provincie Limburg