Vastgoed jeugdzorg
Gedeputeerde Staten van Limburg willen de provinciale jeugdzorginstellingen met een bedrag van
€ 7,5 mln. helpen bij het oplossen van hun vastgoedproblemen. Deze problemen doen zich vooral voor bij een zestal locaties en (delen van) instellingsterreinen bij Mutsaersstichting, Rubicon en XONAR. Over het voorstel zal op 14 juni 2013 gestemd worden in het Limburgs Parlement. Het voorstel is onderdeel van de Voorjaarsnota.
Aanleiding voor het voorstel van Gedeputeerde Staten is een wens van het Limburgs Parlement om de provinciaal gefinancierde jeugdzorginstellingen voor de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten van hun overtollig vastgoed af te helpen. Dat gebeurt door de beoogde opbrengstwaarden van de zes te saneren locaties en (delen van) instellingsterreinen financieel te compenseren. Door de crisis zijn die bij de jeugdzorginstellingen ingeboekte opbrengstwaarden verdampt, waardoor het niet meer mogelijk was de huisvestingsplannen te financieren. De beoogde compensatie van € 7,5 mln. stelt de jeugdzorginstellingen financieel in staat hun huisvestingsplannen uit te voeren in overeenstemming met de uitgangspunten in het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016.
Gedeputeerde Staten laten in hun voorstel aan het Limburgs Parlement weten dat de jeugdzorgaanbieders er vanaf 2008 alles aan hebben gedaan om met gemeenten, private partijen, woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars een oplossing te zoeken voor hun overtollig vastgoed voor zover deze eigendom van de instellingen zijn. Voor relatief kleine, courante panden zijn met verkoop oplossingen gevonden. “Maar door de crisis is dit niet gelukt bij zes locaties en (delen van) instellingsterreinen, ook omdat de jeugdzorgaanbieders noodzakelijkerwijs met de verkoop de beoogde opbrengstwaarden wilden zekerstellen”, aldus Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten beschouwen het beschikbaar stellen van € 7,5 mln. als het inlossen van een ereschuld. Vanaf de eeuwwisseling is het provinciale beleid sterk gericht geweest op het realiseren van vernieuwingen in de jeugdzorg. Dit heeft in een periode van tien jaar tot een afbouw van 75% van de intramurale capaciteit geleid. Hierdoor zijn delen van terreinen braak komen te liggen, staan accommodaties op deze terreinen leeg en zijn verblijfslocaties die wel nog functioneel zijn voor de jeugdzorg aan groot onderhoud toe omdat ze niet meer ‘van deze tijd’ zijn. Daarnaast is het provinciale beleid vooral gericht op het realiseren van huursituaties in plaats van huisvesting in eigendom.
Gedeputeerde Staten geven aan dat de meerjarige huisvestingsplannen van de jeugdzorginstellingen een duidelijk beeld geven van de toekomst. De niet-functionele en overbodige verblijfsaccommodaties worden – voor zover nog eigendom van de jeugdzorgaanbieders – verkocht en (delen van) instellingsterreinen worden afgestoten, teneinde met de verkoopopbrengsten de noodzakelijke investeringen te kunnen doen dan wel tot huur van accommodaties te kunnen overgaan. Voor wat dit laatste betreft hebben marktontwikkelingen vanaf 2009 roet in het eten gegooid. En dat kan – aldus Gedeputeerde Staten – de jeugdzorginstellingen niet worden verweten.
Volgens Gedeputeerde Staten was het door een stapeling van rijksbezuinigingen op de jeugdzorg voor de instellingen niet mogelijk extra reserves voor huisvesting te realiseren. In hun voorstel geven Gedeputeerde Staten een meerjarig overzicht van die rijksbezuinigingen. Die startte al na overdracht van de jeugdzorg naar de provincies in 1992, toen – als onderdeel van de overdracht – alle middelen werden bezuinigd die daarvoor nog voor nieuwbouw en groot onderhoud werden gebruikt (jaarlijks 10 mln. gulden). In de jaren 1996 en 1997 werd de Provincie Limburg met een structurele bezuiniging van 8 mln. gulden geconfronteerd, gevolgd door een jaarlijkse generieke korting van 0.5% gedurende vier opeenvolgende jaren. In de jaren 1992 tot en met 2012 zijn de jeugdzorginstellingen – met uitzondering van vier jaren – nooit gecompenseerd voor gestegen prijzen wat een indirecte structurele korting van € 6,8 mln. heeft betekend. En in de afgelopen drie jaar werd nog eens € 19,6 mln. aan het rijksbudget voor de Limburgse jeugdzorg onttrokken.
Gedeputeerde Staten zullen de € 7,5 mln. als projectsubsidie aan de jeugdzorginstellingen beschikbaar stellen. Mocht bij de zes af te stoten locaties en (delen van) instellingsterreinen alsnog sprake zijn van verkoopopbrengsten, dan zullen die opbrengsten terecht komen in een provinciaal fonds dat aangewend kan worden “voor de opgaven waarvoor de jeugdzorg staat”. Dit gebeurt overigens na aftrek van de aan sanering of verkoop verbonden kosten. Gedeputeerde Staten waarschuwen echter voor te hoge verwachtingen over eventuele opbrengsten. “Die moeten vanwege de marktontwikkelingen getemperd worden”, zeggen ze.
Naast het beschikbaar stellen van geld zien Gedeputeerde Staten ook “een procesondersteunende rol” voor zichzelf weggelegd. “Vanuit onze rol als overheid, vanuit onze brede kennis van ontwikkelingen op het terrein van vastgoed, zicht op nieuwe maatschappelijke behoeften en vanuit onze mogelijkheid dwarsverbanden te leggen naar beleidsvelden ook buiten zorg en welzijn, kunnen wij deuren openen die voor jeugdzorgaanbieders gesloten blijven”, aldus Gedeputeerde Staten. “Het openen van die deuren kan er alsnog toe leiden dat slimme oplossingen worden gevonden voor de zes locaties en (delen van) instellingsterreinen die sanering behoeven”. Hiervoor is het nodig “eerst een stabiele financiële uitgangspositie te creëren”. En dat gebeurt aldus het Provinciebestuur met het beschikbaar stellen van € 7,5 mln.